(Tekst geldend op: 30-10-2006)

 

Toepassing van artikel 14, lid 2, letter b, onderdeel i, van Verordening (EEG), nr. 1408/71, invulling begrip ‘werkzaamheden van ondergeschikte aard’

 

 De plv. Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken deelt namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende mede.

   

Op grond van het bepaalde in artikel 14, lid, 2, letter b onderdeel i, van Verordening (EEG), nr. 1408/71, is op degenen die op het grondgebied van twee of meer Lid-Staten werkzaamheden in loondienst plegen uit te oefenen de wetgeving van toepassing van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zij wonen, indien zij een deel van hun werkzaamheden op dit grondgebied uitoefenen of indien zij verbonden zijn aan meer dan één onderneming of meer dan één werkgever die hun zetel of domicilie op het grondgebied van verschillende Lid-Staten hebben.

 

In het genoemde artikel worden geen voorwaarden gesteld aan de omvang en de aard van het deel van de werkzaamheden dat wordt verricht op het grondgebied van de Lid-Staat op wiens grondgebied de betrokken werknemer woont. Uit door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ter zake gewezen arresten blijkt echter dat dit artikel niet van toepassing is indien de door een werknemer in zijn woonland verrichte werkzaamheden louter van ondergeschikte aard zijn.

 

Het is mij gebleken dat er in de praktijk behoefte bestaat aan een nadere omschrijving van het begrip ‘werkzaamheden van ondergeschikte aard’. Dienaangaande deel ik u, na overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Sociale Verzekeringsbank het volgende mede.

 

Werkzaamheden die in de woonstaat van de werknemer worden verricht, worden als werkzaamheden van ondergeschikte aard beschouwd en voor de toepassing van artikel 14, lid 2, letter b. onderdeel i, van Verordening (EEG), nr. 1408/71, buiten beschouwing gelaten indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

 

–    de werkzaamheden hebben een ondersteunend karakter en ontberen zelfstandigheid;

–    de werkzaamheden worden in het algemeen thuis verricht;

–    de verrichte werkzaamheden staan in dienst van de hoofdactiviteit die in de andere Lid-Staat wordt uitgeoefend;

–    de duur van de werkzaamheden is in relatieve en absolute zin beperkt; indien minder dan twee uur per week wordt gewerkt, worden de werkzaamheden altijd buiten beschouwing gelaten.

 

 

Als voorbeelden van werkzaamheden van ondergeschikte aard kunnen worden genoemd het lezen van stukken, het voorbereiden van vergaderingen en het ontvangen van bezoek door een persoon die zijn hoofdactiviteiten niet in zijn woonstaat verricht.

 

Wordt aan de vorengenoemde criteria voldaan dan is op de betrokken werknemer niet artikel 14, lid, 2 letter b, onder i, van Verordening (EEG), nr. 1408/71 van toepassing, maar artikel 13, lid 2, letter a, van die Verordening. Dit houdt in dat op hem niet de wetgeving van zijn woonstaat toepassing is, maar de wetgeving van de Lid-Staat op wiens grondgebied hij zijn hoofdactiviteiten verricht.

 

Tenslotte deel ik u nog mede dat er thans een herijking plaatsvindt van het begrip ‘werkzaamheden van ondergeschikte aard’ alsmede van het overige gepubliceerde beleid met betrekking tot de toepassing van Titel II van Verordening (EEG), nr. 1408/71. Voor zover daaruit wijzigingen voortvloeien wordt u daarover zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.