Verrekening van sociale uitkeringen tussen gemeenten, Landelijk instituut sociale verzekeringen en Sociale Verzekeringsbank

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

 

Besluit van 11 december 2000, nr. CPP2000/2234M

 

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1.         Inleiding

Bij besluit van 18 april 1994, nr. DB94/1092M (boekwerk BLB 001-0678) zijn regelingen getroffen welke voorzien in een vereenvoudigde loonbelasting‑ en premieheffing bij de verrekening van sociale uitkeringen tussen de bedrijfsvereniging(en), de Sociale Verzekeringsbank en de gemeenten. De toenmalige Sociale Verzekeringsraad heeft in zijn circulaire van 18 april 1994, nr. 982, aan de bedrijfsverenigingen en Sociale Verzekeringsbank een uiteenzetting gegeven van het vereenvoudigde systeem bij deze verrekeningen. In overleg met het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is besloten om zowel het besluit als de circulaire te actualiseren.

2.         Verrekening van uitkeringen

De regelingen in dit besluit zien op het verrekeningsverkeer tussen:

 

-     het Landelijk instituut sociale verzekeringen en gemeenten;

-     de onder het Landelijk instituut sociale verzekeringen vallende uitvoeringsinstellingen;

-     de Sociale Verzekeringsbank en gemeenten;

-     het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de Sociale Verzekeringsbank.

 

Onder het Landelijk instituut sociale verzekeringen wordt ook verstaan de onder het instituut vallende uitvoeringsinstellingen.

 

De uitkeringen waarop dit besluit ziet zijn:

 

a.   van het Landelijk instituut sociale verzekeringen uitkeringen ingevolge:

-     de Ziektewet (ZW);

-     de Werkloosheidswet (WW);

-     de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO);

-     de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ);

-     de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong);

-     de Toeslagenwet (TW);

 

b.   van de gemeenten uitkeringen ingevolge:

-     de Algemene bijstandswet (Abw), waaronder begrepen de uitkeringen ingevolge het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, het Besluit krediethypotheek bijstand en het Bijstandsbesluit adreslozen;

-     de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK);

-     de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

-     de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

 

c.   van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitkeringen ingevolge:

-     de Algemene Ouderdomswet (AOW);

-     de Algemene nabestaandenwet (Anw).

 

De verrekening van uitkeringen waarop dit besluit betrekking heeft, doet zich voor wanneer:

 

-     een uitkeringsgerechtigde gedurende een bepaalde periode van de gemeente een uitkering heeft genoten en later over dezelfde periode recht blijkt te hebben op een uitkering van de uitvoeringsinstelling of de SVB; de gemeente is hier de declarerende instantie en de uitvoeringsinstelling respectievelijk de SVB is de overnemende instantie;

 

-     een uitkeringsgerechtigde gedurende een bepaalde periode een uitkering heeft genoten van uitvoeringsinstelling of de SVB en later over dezelfde periode blijkt recht te hebben op een uitkering van de gemeente; de uitvoeringsinstelling respectievelijk de SVB is hier de declarerende instantie en de gemeente is de overnemende instantie;

 

-     een uitkeringsgerechtigde gedurende een bepaalde periode een uitkering heeft genoten van de uitvoeringsinstelling X en later over dezelfde periode recht blijkt te hebben op een uitkering van de uitvoeringsinstelling Y; de uitvoeringsinstelling X is hier de declarerende instantie en de uitvoeringsinstelling Y is de overnemende instantie;

 

-     een uitkeringsgerechtigde gedurende een bepaalde periode een uitkering heeft genoten van een uitvoeringsinstelling en later over dezelfde periode recht blijkt te hebben op een uitkering van de SVB; een uitvoeringsinstelling is hier de declarerende instantie en de SVB is de overnemende instantie;

 

-     een uitkeringsgerechtigde gedurende een bepaalde periode een uitkering heeft genoten van de SVB en later over dezelfde periode recht blijkt te hebben op een uitkering van een uitvoeringsinstelling; de SVB is hier de declarerende instantie en de uitvoeringsinstelling is de overnemende instantie

 

De verrekeningen in voormelde situaties geschieden op grond van de in bovenvermelde wetten opgenomen bepalingen dan wel krachtens een door de uitkeringsgerechtigde afgegeven machtiging.

3.         Wettelijk voorgeschreven heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen

Op grond van de wettelijke bepalingen inzake de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen dienen in deze gevallen zowel de door de declarerende instantie verstrekte uitkering, als de door de overnemende instantie met terugwerkende kracht toegekende uitkering volledig als loon in aanmerking te worden genomen, d.w.z. zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid, dat de vervangende uitkering, voorzover deze met terugwerkende kracht is toegekend, geheel of gedeeltelijk wordt verrekend met de op dezelfde periode betrekking hebbende oorspronkelijke uitkering.

4.         Bezwaren van de wettelijk voorgeschreven heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen

Deze wettelijk voorgeschreven gang van zaken stuit op bezwaren voor alle betrokkenen.

Voor wat de declarerende instanties betreft zijn deze bezwaren hierin gelegen dat het netto bedrag van de vervangende uitkering voor zover deze met terugwerkende kracht is toegekend (d.w.z. de bruto nabetaling verminderd met de daarover verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen) veelal niet toereikend is om daaruit de claim van de declarerende instantie (de bruto uitkering inclusief de daarop ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen) te voldoen.

Voor wat de uitkeringsgerechtigden betreft zijn deze bezwaren hierin gelegen dat over een bedrag ter grootte van het verrekende deel van de met terugwerkende kracht toegekende uitkering tweemaal loonbelasting/premie volksverzekeringen wordt geheven. Weliswaar wordt voor de heffing van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met de verrekening rekening gehouden, hetgeen veelal resulteert in een teruggaaf van voorheffingen, doch het vergt doorgaans geruime tijd voordat deze teruggaaf is geëffectueerd.

5.         Vereenvoudigde regeling

Teneinde aan vorenbedoelde bezwaren tegemoet te komen heb ik in overleg met de gemeenten, het Landelijk instituut sociale verzekeringen, de uitvoeringsinstellingen en de Sociale Verzekeringsbank de volgende vereenvoudigde regeling getroffen.

 

a.   De declarerende instantie doet aan de overnemende instantie een schriftelijke opgaaf toekomen van het bruto bedrag van de door haar over de verrekeningsperiode verstrekte uitkering (d.w.z. met inbegrip van de ter zake geheven loonbelasting/premie volksverzekeringen). De overnemende instantie bewaart deze opgaaf bij de loonadministratie.

 

b.   De overnemende instantie zondert van de door haar over de verrekeningsperiode toegekende bruto uitkering ter overmaking aan de declarerende instantie af, een bedrag gelijk aan de onder a bedoelde bruto uitkering (met inbegrip van de ter zake geheven loonbelasting/premie volksverzekeringen).

 

c.   De overnemende instantie beschouwt het onder b bedoelde gedeelte van de door haar toegekende bruto uitkering, dat is afgezonderd ter overmaking aan de declarerende instantie, voor de heffing van de loonbelasting/premie volksverzekeringen niet als loon.

 

d.   De overnemende instantie berekent de loonbelasting/premie volksverzekeringen, welke is verschuldigd ter zake van het resterende deel van de door haar toegekende bruto uitkering, met toepassing van de (witte of groene) loonbelasting/premietabel voor bijzondere beloningen (zie uitzondering hierna). Daarbij geldt als jaarloon de tot een jaarloon herleide vervangende uitkering over het lopende jaar en indien de periode waarover verrekend wordt niet uitsluitend binnen het lopende jaar valt, vermeerderd met het belastbare bedrag van de nabetaling dat na verrekening resteert.

 

      Uitzondering

      Indien de gemeente de overnemende instantie is en de vervangende uitkering betreft een uitkering ingevolge de Abw of de WIK wordt de loonbelasting/premie volksverzekeringen bepaald met gebruikmaking van de volgende formule:

 

A

--- x C = D, waarin:

B

 

A =

het resterende bruto bedrag van de vervangende Abw/WIK-uitkering;

B =

de met terugwerkende kracht toegekende bruto Abw/WIK-uitkering;

C =

de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen over het bedrag bedoeld onder B;

D =

de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen over het bedrag bedoeld onder A.

 

      Het netto na te betalen bedrag wordt bepaald door bedrag A te verminderen met bedrag D.

 

e.   De declarerende instantie vermeldt op de loonbelastingkaarten van de desbetreffende jaren (inclusief die van het lopende kalenderjaar) de bruto uitkering ingevolge de in het hiervoor vermelde onderdeel 2 genoemde wetten zonder rekening te houden met vorenbedoelde verrekening. De overnemende instantie vermeldt met betrekking tot de nabetaling op de loonbelastingkaart van het desbetreffende jaar het gedeelte van de bruto uitkering dat na vorenbedoelde verrekening resteert.

 

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen zal in een besluit aan de uitvoeringsinstellingen richtlijnen geven voor de uitvoering van het vereenvoudigde verrekeningssysteem. De gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank worden door tussenkomst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van dit besluit in kennis gesteld.

6.         Verrekening van onbelast verstrekte bijstand of WIK met een vervangende uitkering

Volledigheidshalve merk ik op dat bij verrekening van een onbelaste (periodieke) Abw- of WIK-uitkering (bijvoorbeeld woonkostentoeslag, verstrekte leningen) met een belaste sociale verzekeringsuitkering de hiervoor in onderdeel 5 opgenomen vereenvoudigde regeling niet mag worden toegepast. In dat geval dient de gehele uitkering, dus inclusief het deel dat dient ter vervanging van de onbelaste Abw- of WIK-uitkering, als loon te worden beschouwd.

7.         Inwerkingtreding besluit

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 en vervangt het besluit van 18 april 1994, nr. DB94/1092M. Het laatstgenoemde besluit wordt op 1 januari 2001 ingetrokken.